Voor de trainer zal het een uitdaging zijn om het hele trainingsplan op een non-visuele manier over te brengen. Ook moet de trainer extra aandacht besteden aan het geschikt maken van werkvormen voor duolopers en aan organisatorische aspecten van de training. Een regionale Running Blindgroep heeft meestal maar een enkele trainingsgroep waarin iedereen mee doet. Lopers met uiteenlopende niveaus van fitheid en conditie en verschillende ambities qua prestaties trainen met elkaar. Hierdoor is differentiëren van zeer groot belang! Tevens is het bij deze groepen van groot belang de lopers te leren kennen. Ken de blessures, ken de belastbaarheid en ken het karakter van de lopers. Welke loper moet je helpen zijn grenzen te bewaken en welke loper kun je prikkelen en een keertje flink uitdagen.

Matchen van lopers en buddy’s

Op dit moment zijn er geen vastomlijnde afspraken over hoe om te gaan met het matchen van de buddy’s met de lopers.

In ieder geval moeten er voor de training voldoende buddy’s zijn om de lopers te begeleiden. Iedere Running Blind regio- groep gaat hier op zijn eigen manier mee om. Bij de meeste groepen is er een vrijwilliger aangewezen (of de trainer zelf) die de aanmelding van de lopers en de buddy’s voor de training bijhoudt. Een paar dagen voor de training wordt er via e-mail of in een groeps-app gevraagd wie van de lopers en buddy’s komen trainen. Als er te weinig buddy’s zijn, wordt er geprobeerd dit aan te passen. In eerste instantie wordt er gelet op de passende hardloopkwaliteiten van een buddy om de keuze te maken wie met wie loopt. Daarnaast is het belang- rijk om regelmatig te wisselen van koppeltjes als die mogelijkheid er is. Hierdoor is er verschillend sociaal contact en kan de loper oefenen met de verschillende stijlen van de buddy’s.

Begeleiding van nieuwe buddy’s

Een andere activiteit voor de trainer is nieuwe buddy’s trainen voor hun taak als buddy, naast de training voor hard- lopen. De nieuwe buddy’s die zich melden bij een regiogroep maken kennis met de trainer. De trainer kan ervoor kiezen om de nieuwe buddy bij de eerste training gewoon mee te laten lopen. De buddy krijgt de opdracht om te observeren hoe alles in zijn werk gaat en de gelegenheid om vragen te stellen. De trainer kan er ook voor kiezen om de buddy gewoon in het diepe te gooien en de buddy te koppelen aan een loper. Vaak loopt er dan nog een extra buddy mee om samen met de loper de nieuwe buddy te instrueren. Vanuit Running Blind wordt ernaar gestreefd dat iedere buddy een buddytraining volgt. Veiligheid staat voorop. De minimale eis is dat de buddy zich inzet voor de maximale veiligheid van de loper en dat de trainer de nieuwe buddy daarin instrueert. Tevens leert hij aan dat de buddy altijd ten dienste staat van de loper en in staat moet zijn de eigen loopambities als buddy ondergeschikt te maken aan de mogelijkheden en wensen van de loper om de loper veiligheid en vertrouwen te bieden.

Na een paar keer trainen met de groep zal een ervaren trainer kunnen beoordelen of de nieuwe buddy geschikt is. Als er twijfel is, moet de trainer daarover in gesprek gaan met de nieuwe buddy en misschien nog meer specifiek opleiden. Als de buddy in de ogen van de trainer niet voldoet, moet de trainer ook duidelijk aangeven dat het niet verstandig is door te gaan met het begeleiden van een loper met een visuele beperking.

Omgang met lopers met een visuele beperking

Voor de trainer is het belangrijk om nauwkeurig te letten op de loper zelf en de aansluiting van de loper in de groep en met de buddy. Dit is nodig om sociale uitsluiting te voorkomen. Om binnen de loopgroep het sociale contact te stimuleren kan de trainer een keuze maken voor bepaalde werkvormen in de training, zoals een vorm waarbij alle lopers een duo-opdracht krijgen of andere vormen voor wisselend contact tussen de lopers. Dit kan zowel tijdens de warming-up als tijdens de kern van de training. De trainer kan ook sturend optreden in het wisselen van buddy’s. Door regelmatig te wisselen krijgt de loper de mogelijkheid nieuwe contacten te maken.

​​​​​​​Communicatie

In de communicatie naar de loper toe zijn er woorden en uitdrukkingen die niet handig zijn om te gebruiken en/of tot verwarring kunnen leiden tijdens de training Hieronder volgen een aantal voorbeelden en algemene praktische tips om te gebruiken tijdens de hardlooptraining.

  • Kijk een blinde of slechtziende direct aan als je tegen hem of haar spreekt. Zo kan hij of zij je stem met de ogen volgen en je aankijken.
  • Gebruik gerust woorden als “zien”, “kijken”, “lezen”. Slechtzienden en blinden gebruiken deze uitdrukkingen ook. Wanneer die woorden gemeden worden, is dat eerder opvallend en komt het vreemd over.
  • Wees duidelijk in je bewoording en geef heldere aanwijzingen van de omgeving, bijvoorbeeld: “De leuning van de trap is een meter rechts van je.”
  • Zeg wat je doet of gaat doen, bijvoorbeeld: “Blijf hier even wachten dan loop ik even naar het materiaalhok en kom dadelijk terug”. Dit voorbeeld is voor jou als trainer vrij duidelijk, maar wanneer je dit niet zegt, is het goed mogelijk dat de loper begint te praten met het idee dat je er nog staat.
  • Praat liever in woorden en in termen van afstanden, zoals de stand van de wijzers van de klok of rechtsvoor, links, rechts, achter.
  • Reageer met woorden. Een knikje, een glimlach of andere lichaamstaal worden niet gezien.
  • Vermijd woorden zoals “hier” en “daar”. Vaak worden deze woorden gebruikt met een gebaar dat de loper dus niet kan zien. Probeer zo concreet mogelijk te zijn in het duiden van een locatie, bijvoorbeeld: “Bij tien passen naar voren sta je bij de korte bocht van de atletiekbaan”.
  • Vertel altijd wie er aanwezig zijn bij de training of benoem de namen van de lopers en buddy’s bijvoorbeeld gedurende de warming-upoefeningen.
  • Structuur in de training is belangrijk. Dat zorgt voor het vertrouwen bij het verloop van de training en geeft de loper met een visuele beperking ook rust.

De trainer kan de buddy als ondersteuning van de communicatie gebruiken. Daardoor houdt de trainer overzicht en aandacht voor de hele groep. Dit moet van tevoren wel met de buddy afgestemd worden. Natuurlijk zal de trainer de oefening ook mondeling moeten uitleggen, maar soms is het nodig dat een buddy bijvoorbeeld zijn/haar handen gebruikt om de loper in de juiste positie te helpen brengen.​​​​​​​

Analogie en beeldspraak

Als communicatiemiddel kan de trainer of buddy beeldspraak gebruiken. Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Je kunt iets vergelijken met iets anders, omdat er een overeenkomst is. Het ‘beeld’ waarmee je vergelijkt, typeert vaak duidelijk wat je bedoelt. Een dergelijke vergelijking wordt ingeleid door ‘als’, ‘alsof’ of een vorm van het werkwoord ‘lijken’.

Beeldspraak is zeer belangrijk als het gaat om onderwerpen non-visueel uit te leggen en ‘een gevoel’ van de loopbeweging over te brengen.

Voorbeelden van beeldspraak

  • ‘Je armen bewegen alsof je op een trommel slaat’.
  • ‘Je knieën omhoog bewegen alsof je iemand een knietje geeft’.
  • ‘Je arm naar achter werpen alsof je een bal weg werpt’.
  • ‘Een zweefpas alsof je over een hoepel springt’.
  • Image removed.‘Hardlopen alsof je op hete kolen loopt’
  • ‘Rechtop lopen alsof je met een touw de lucht in wordt getrokken’